Op 8 maart 2023 verscheen er een opiniestuk op ‘The Africa Report’ waarin een Angolese zakenman, Zandre Campos, voorstelde om Engels, naast Portugees, een officiële taal in Angola te maken. Dat zou volgens hem allerlei voordelen bieden: op die manier zou Angola de koloniale erfenis van zich kunnen afschudden en het zou een impuls geven aan de economie van het land. Maar: zou dat mogelijk zijn? En zou het ook op de langere termijn een goed idee zijn?
Op de eerste vraag is het antwoord waarschijnlijk ja. Ja, Angola zou Engels als tweede officiële taal kunnen invoeren: je zou Engels dan als vak kunnen geven aan veel meer leerlingen dan nu het geval is – Angola is daarvoor in principe rijk genoeg. Je zou Engels ook als onderwijstaal kunnen gaan gebruiken op bepaalde scholen. Als meer Angolezen goed Engels zouden spreken zou dat waarschijnlijk inderdaad investeringen aantrekken en dat zou dan de economische groei bevorderen.
Maar hoe zit het met de langere termijn? Om daarop een antwoord te geven is het van belang om te weten dat er in Angola een scherpe tweedeling is tussen de stad (met name Luanda) en het platteland. In de steden wordt veel Portugees gesproken, met name door de mensen met een hogere opleiding; velen beschouwen Portugees als hun moedertaal. Op het uitgestrekte platteland daarentegen worden Bantoe-talen gesproken, zoals het Kikongo, het Kimbundu en het Ovimbundu. (Voor wie hier meer over wil weten is er een lezenswaardig artikel – in het Frans – door Dr Emmanuel Alfredo in dit boek.) Hoger onderwijs is in Angola uitsluitend beschikbaar in het Portugees, en is beperkt tot een relatief kleine bovenlaag van de maatschappij: volgens de normen en statistieken van UNESCO is een hogere opleiding in Angola beschikbaar voor ongeveer 10% van de bevolking, tegen ongeveer 25% in Zuid-Afrika en meer dan 80% in Nederland. Zolang het hoger onderwijs beperkt blijft tot een kleine groep is het invoeren van Engels als taal naast het Portugees waarschijnlijk een goed idee: het is vast mogelijk om voldoende Angolezen te vinden die in staat zijn om goed Engels te leren en dat zou het land waarschijnlijk helpen. Maar voor de langere termijn zou dat geen goede oplossing zijn.
Uiteindelijk is Angola natuurlijk het beste erbij gebaat als álle Angolezen hun talenten kunnen inzetten. Dat past ook in de VN-doelstelling van goed onderwijs voor iedereen: duurzame ontwikkeling betekent ook alle mensen kansen bieden om zich zo goed mogelijk te ontwikkelen, zodat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. En dat is waar het voorstel van Zande Campos op z’n grenzen stuit. Zoals ik in mijn boek heb betoogd, kan goed onderwijs voor iedereen in de praktijk alleen gerealiseerd worden als het onderwijs gegeven wordt in lokale talen, en niet in een vreemde taal. Dat komt omdat nu eenmaal niet iedereen even goed is in taal: er zijn grote verschillen. Zelfs in ontwikkelde landen als Nederland schiet het onderwijs voor sommige groepen tekort. Als maar heel weinig mensen onderwezen hoeven worden, zoals in de koloniale periode, kan in feite iedere taal gebruikt worden als taal waarin les wordt gegeven. Voor sommige mensen lijkt een vreemde taal leren haast vanzelf te gaan. Maar dat geldt niet voor iedereen; sommige mensen moeten heel veel moeite doen om meer dan een paar woorden in een vreemde taal te leren, en sommigen lukt het nooit. Als lessen alléén in een vreemde taal gegeven worden, moet iedereen die eerst leren. Als steeds meer mensen eerst een vreemde taal moet leren zal dat gemiddeld steeds moeilijker worden. Vroeg of laat zal het voor de efficiëntie nodig worden om over te schakelen naar een lokale taal. Vandaar dat het meeste onderwijs, ook het hoger onderwijs, in Nederland nog altijd in het Nederlands wordt gegeven, in Korea in het Koreaans en bijvoorbeeld in Estland in het Ests; dat zijn allemaal landen met een veel hogere participatie in het hoger onderwijs dan Angola nu heeft.
E komt nog een ander element bij, namelijk dat van de democratie. Lahra Smith en anderen hebben betoogd dat als burgers een taal niet voldoende beheersen, ze ook niet kunnen meedoen in de maatschappij als moderne burgers. Ze zullen niet kunnen begrijpen wat in het parlement en bijvoorbeeld in de rechtspraak wordt besproken. In sommige landen in Afrika is voldoende kennis van Engels een vereiste om je verkiesbaar te kunnen stellen voor het parlement. In Angola, net als in de meeste andere landen van Afrika, is de officiële taal nog steeds de oude koloniale taal. Maar als de meeste mensen die taal niet (voldoende) machtig zijn, hoe kunnen burgers dan hun democratische rechten uitoefenen? Het antwoord ligt voor de hand: dat kunnen ze niet. Dit zou wel eens één belangrijke verklaring kunnen vormen voor de corruptie die in veel Afrikaanse landen zo wijdverbreid is. In veel beschouwingen over ontwikkeling en burgerschap wordt geen aandacht gegeven aan de taal – terwijl het toch een essentieel onderwerp is (zie een recente discussie hierover).
Voor Nederland zou het makkelijker zijn dan voor Angola om Engels óók een officiële taal te maken. Toch gebeurt dit niet – omdat ook het Nederlandse onderwijssysteem er niet in slaagt om iedereen voldoende Engels bij te brengen. Engels toevoegen als officiële taal zou dus alleen maar meer mensen buitensluiten, en de kloof tussen hoger opgeleiden en anderen in de samenleving vergroten. Voor Angola speelt dit nog veel sterker: de enorme ongelijkheid in het land zou door de toevoeging van het Engels alleen maar toenemen. Een grote kloof tussen arm en rijk is een potentiële bron van onrust, maar ook een voedingsbron voor misdaad en allerlei ander onheil.
Kortom: voor de korte termijn zou Angola Engels als tweede taal kunnen invoeren. Maar dit zou ook de verdeeldheid in het land verder vergroten. Voor de langere termijn zou een radicaal andere oplossing veel beter zijn: Angola zou over moeten schakelen op lokale talen als officiële talen. Daar zijn verschillende keuzes in te maken: je zou meerdere talen kunnen kiezen (mogelijk per regio in het land verschillend), zoals in Zuid Afrika, maar je zou ook één lokale taal kunnen kiezen (zoals in Tanzania). Het Portugees zou waarschijnlijk nog langere tijd als lingua franca kunnen functioneren, maar uiteindelijk is dat een zaak voor de Angolezen. In elk geval zou je mensen moeten aanmoedigen om elkaars taal (beter) te leren. Dat zou het mogelijk maken om in het onderwijs en op andere terreinen veel efficiënter te werken en om de talenten van alle Angolezen op veel grotere schaal te mobiliseren. Op de langere termijn zou dit economisch veel beter zijn. Het zou bovendien een bestuur naderbij brengen dat effectief door de burgers van het land gecontroleerd kan worden. Daarnaast moeten de Angolezen die dat willen en kunnen natuurlijk de gelegenheid krijgen om ook buitenlandse talen te leren – en niet alleen Engels. Maar dat is nog iets heel anders dan Engels als officiële taal invoeren: dat zou voor de langere termijn het paard achter de wagen spannen zijn.