Taalfamilies van Afrika (© Prof. G.J. Dimmendaal)
Taalfamilies van Afrika (© Prof. G.J. Dimmendaal, 2012)

Afrika herbergt 16% van de wereldbevolking en maar liefst 30% van het totaal aantal talen op aarde. Met tweeduizend verschillende talen behoort Afrika tot de meest taalrijke regio’s van de wereld.

Onder die pakweg tweeduizend talen zijn een paar wereldtalen met miljoenen sprekers, zoals het Hausa en het Fulani in West-Afrika, het Swahili in Oost-Afrika en het Arabisch in Noord-Afrika. Verreweg de meeste Afrikaanse talen worden echter gesproken door minder dan 50,000 mensen — ongeveer tien keer zo weinig als het Fries in Nederland. In elk Afrikaans land worden gemiddeld 40 tot 50 talen gesproken. Er zijn landen zoals Somalië en Rwanda die taalkundig vrij homogeen zijn met slechts een handvol talen, maar ook uitschieters zoals Nigeria en Kameroen, waar honderden verschillende talen gesproken worden.

Verschillende talen

Zijn dat echt allemaal verschillende talen? Het antwoord is “ja!”. De ongeveer tweeduizend talen van Afrika zijn geen dialecten van elkaar. Een spreker van het Hausa in Nigeria kan het Fulani niet verstaan. Een spreker van het Zulu in Zuid-Afrika kan het Xhosa niet zomaar verstaan.

Net als elders in de wereld zijn de talen van Afrika in taalfamilies in te delen. Het Zulu en het Xhosa zijn bijvoorbeeld allebei Bantoetalen (een tak van de Niger-Congo taalfamilie). Qua verschillen zijn ze vergelijkbaar met het Duits en het Nederlands. Het Hausa is lid van de Afro-Aziatische taalfamilie en het Fulani is een Niger-Congo taal. Hausa en Fulani hebben dus meer fundamentele verschillen, ongeveer zoals het bijvoorbeeld het Hongaars (een Fins-Oegrische taal) en het Frans (een Indo-Europese taal).

De talenkaart van Afrika is enorm complex: verschillende taalfamilies zijn vervlochten met elkaar en in sommige gebieden zijn talen van heel diverse oorsprong te vinden. Dit complexe mozaïek weerspiegelt een lange geschiedenis van rondtrekkende jagers en verzamelaars, veehouders op zoek naar grazige weiden, boeren op zoek naar vruchtbaar land, intensieve handelscontacten, koninkrijken die opkomen en ondergaan, en soms grootschalige volksverhuizingen.

Taalfamilies, isolaten, en gebarentalen

Er zijn een aantal grote taalfamilies in Afrika, en daarnaast ook veel kleinere. De grootste twee zijn het Afro-Aziatisch (een taalfamilie waartoe naast het Hausa ook bijvoorbeeld het Arabisch toe behoort) en het Niger-Congo (bekende leden zijn het Yoruba, Swahili, en Zulu). Kleinere families zijn het Nilo-Saharaans in Oost-Afrika, de Songhai- en Mande-talen in West-Afrika, en de Noordelijke, Centrale, en Zuidelijke Khoisantalen in Zuidelijk Afrika. De meeste kliktalen behoren tot deze laatste drie groepen.

Afrika kent ook een flink aantal “isolaten”: talen die niet aan een bestaande familie gerelateerd kunnen worden en die dus wellicht de laatste vertegenwoordigers zijn van families die ooit meer talen kenden. Alle isolaten hebben weinig sprekers (vaak minder dan 5000) en worden met uitsterven bedreigd. Hoewel de meeste talen van Afrika in kaart zijn gebracht worden er nog sporadisch onontdekte talen gevonden. Nog geen tien jaar geleden bijvoorbeeld werd in Mali het Bangimɛ ontdekt, een taal die nog niet beschreven was en die niet verwant lijkt te zijn aan naburige talen.

Naast gesproken talen kent Afrika natuurlijk ook gebarentalen. Sommige daarvan hebben zich ontwikkeld in gemeenschappen waar om genetische redenen relatief veel doven zijn, zoals de dorpsgebarentaal van het dorpje Adamorobe in Ghana. Andere hebben zich ontwikkeld rond dovenscholen en zijn soms beïnvloed door Westerse gebarentalen. Voor de gebarentalen van Afrika is pas sinds een paar decennia serieuze aandacht, en het onderwijs in en onderzoek naar deze talen is volop in ontwikkeling.

Literatuur

  • Dimmendaal, Gerrit J. 2008. “Language Ecology and Linguistic Diversity on the African Continent.” Language and Linguistics Compass 2 (5): 840–858. doi:10.1111/j.1749-818X.2008.00085.x.
  • Greenberg, Joseph H. 1963. The Languages of Africa. Bloomington: Indiana University Press.

— door Mark Dingemanse