“Ik beheer deze boekhandel, het verkopen van boeken is niet zoals het verkopen van armbanden of kleine souveniers! Om boeken te kunnen verkopen, is een échte beheersing van een taal nodig, zodat je klanten kunt betrekken bij de titels. Ik ben geen boekverkoper, ik ben boekhandelaar en ik handel in kennis. Ik spreek Italiaans, Frans, Wolof, Spaans en Duits.”
Adama
In veel Europese steden, vooral in Zuid-Europa, kun je straatverkopers vinden. Werkend vanaf een straathoek of een deel van een terrein, bieden ze allerlei waren aan je aan: zonnebrillen, armbandjes, slippers, noem maar op. Vaak zijn deze verkopers Afrikaanse mannen tussen de twintig en dertig jaar die proberen, via hun verschillende businesses, een beter leven voor zichzelf op te bouwen. En voor hun familie.
Zo ook in Florence, Italië. Als je door Florence loopt, kun je zomaar tegen Abdou tegenkomen. In zijn kleurrijke winterkleding, een kleine hoed op zijn hoofd, een stapel boeken in zijn armen en een grote glimlach op zijn gezicht, die luid lacht als hij met een verraste toerist spreekt in de moedertaal van de toerist. “Hoeveel talen spreek je?!” roept de toerist uit. Abdou lacht, maar hoopt natuurlijk iets te kunnen verkopen. In Italië, waar de meeste inwoners alleen Italiaans spreken, spreken de meeste straatverkopers drie talen of meer. Hoe komt dat? En waarom doen ze dat? Wat betekent taal voor hen?
Ondanks de vele lokale dialecten wordt Italië beschouwd als een eentalige omgeving die wordt gedomineerd door de Italiaanse taal (Smith, 2013). Binnen deze overwegend homogene taalcontext moeten echter enkele uitzonderingen worden gemaakt: Florence is er daar een van. Als bestemming van miljoenen toeristen per jaar (Becheri, 2005) en veel migranten die op zoek zijn naar betere kansen op werk (IRPET, 2019), vormt Florence een meertalige omgeving binnen de eentalig Italië. De lokale bevolking, die grotendeels eentalig is, leeft samen met een internationale gemeenschap met een ontzettend divers taalgebruik. De levens van lokale en internationale gemeenschappen, zoals toeristen, bestaan echter onafhankelijk van elkaar en de contacten tussen deze twee groepen zijn beperkt. Een reden hiervoor is dat de meerderheid van de Italianen niet veel andere talen dan Italiaans spreekt en de meeste toeristen geen Italiaans spreken. Niettemin biedt Florence veel mogelijkheden voor degenen die kunnen profiteren van de mogelijkheden die de meertalige omgeving biedt: zoals straatverkopers.
Precies op het kruispunt tussen de verschillende taalkundige realiteiten van de stad zijn Senegalese straatverkopers te vinden. In de meeste gevallen geëmigreerd naar Italië op zoek naar een beter leven voor zichzelf en, vaak, hun familie. Gewend aan een meertalige samenleving zoals in Senegal, maken deze jonge mannen actief gebruik van de kansen die de Florence biedt. Enerzijds, gefaciliteerd door hun kennis van het Frans, leren ze snel Italiaans om zich te kunnen redden in de ontvangende samenleving. Tegelijkertijd worden ze meestal competent in een of meer andere talen om meer klanten te bereiken en hun kansen op succes in business te vergroten. Bovendien behouden ze hun ‘eigen’ taal, binnen de Senegalese gemeenschap. Dit is meestal het Wolof, de lingua franca van Senegal, of het Frans.
De prominente talen van Senegal en de mate waarin deze gesproken worden door de Senegalese bevolking:
– 50% Wolof
– 24.9% Peul
– 11.1% Serer
– 3.6% Diola
– 2.7% Mandika
De overige 7,9% spreekt weer een andere taal!
Bron: Translators without Borders
Voor de Senegalese mannen is taal een fundamenteel middel om door een nieuwe omgeving te navigeren en zichzelf binnen verschillende sociale groepen te positioneren. De betekenis van taal wordt verlegd: van slechts een instrument voor communicatie en uitwisseling wordt taal een kenmerk van identiteit.
Taal vertegenwoordigt op de eerste plaats een connectie met het eigen land en met de Senegalese gemeenschap in Florence en Italië. In deze zin wordt de taal van Senegal – Wolof – veel gebruikt als bron van trots. Het doelbewuste gebruik van taal op deze manier komt duidelijk tot uiting in de speelse benadering die veel van deze mannen – vooral jongeren – tonen ten aanzien van de verschillende taalrepertoires die de stad te bieden heeft. In hun gebruik van gemengd jargon, waarbij Italiaanse woorden samensmelten met Engelse en Wolof-lexemen, spelen deze acteurs niet alleen met de technische aspecten van taal, waarmee ze hun taalvaardigheid tonen, maar ook met de representaties die daarmee gepaard gaan om een bepaald beeld van zichzelf en hun levensstijl te projecteren.
“Door mijn tijd in Spanje, spreek ik vloeiend Spaans. Door mijn tijd in Italië, spreek ik vloeiend Italiaans. Uiteraard spreek ik vloeiend Wolof. Ik heb een voetbalteam opgericht in Florence samen met andere straatverkopers uit mijn stad en we doen soms mee aan toernooien. Voetbal en talen zijn twee van mijn passies.”
Ibrahim
Ten tweede belichaamt taal het verlangen om een nieuwe identiteit te bouwen, een identiteit die de wereldse en multiculturele persoonlijkheden van deze mannen kan weergeven. In deze zin wordt taal een teken van de vele ervaringen en plekken die deze mensen hebben geleefd en gezien. Ondanks het feit dat Senegalese straatverkopers taal op veel manieren lijken te gebruiken, zit er een gemeenschappelijk motief achter hun taalkeuzes: het uitventen van een specifiek beeld van zichzelf, een beeld van een wereldburger. Velen gebruiken taal als spiegel om hun reiservaringen weer te geven. Dit is het geval bij Ibrahim, die expliciet verwijst naar zijn kennis van het Spaans naar aanleiding van zijn levenservaring in Spanje; of Cheick, die zijn beheersing van de woorden van verschillende Italiaanse dialecten presenteert als een getuigenis van zijn reizen door het land.
“Ik spreek onder andere vloeiend Napolitaans, Napels herinnert me aan mijn thuisstad Thiès: een levendige, energieke en warme stad.”
Cheick
Ten derde speelt de meervoudige taalvaardigheid ook een belangrijke rol in het psychologische proces van weerstand bieden tegen tegenslagen en vooroordelen die heersen tegen deze Senegalese straatverkopers. In mijn interactie met deze jonge mensen stuiten we vaak op een onderliggend idee van competentie. Mijn gesprek met Adama was in die zin exemplarisch: hij benadrukte vooral zijn beheersing van vele Europese talen door trots te verwijzen naar het feit dat hij momenteel talen studeert aan de Universiteit van Florence. Hetzelfde geldt voor Ndiaga, die zijn meertalige vaardigheden altijd noemde als een indicator van zijn geschiktheid voor de functies waarvoor hij aan het solliciteren was.Of in verband met Ibrahim’s mening over werk en het gebrek aan kansen op werk: hij klaagde dat er geen baan was voor Senegalese mannen zoals hij, en legde uit dat dit ook te wijten was aan de manier waarop zij in de Italiaanse samenleving werden gezien. In ons gesprek noemde Ibrahim dat hij meer talen spreekt, als voorbeeld van het feit dat hij, net als veel andere Senegalese mannen, over vaardigheden beschikte en gedreven was om te leren. Hij verwees daarentegen naar het feit dat de meeste Italianen niet meer dan één taal kenden.
Voor alle straatverkopers die werden geïnterviewd, was taal meer dan alleen een vaardigheid: het was een levenslijn. Taal hield hen verbonden aan de plaatsen waar ze hebben gewoond, de verschillende skills die ze in die periode hadden geleerd en daarnaast zijn talen ook de sleutels waarmee ze de toekomstige deuren van hun leven willen openen. Denk hierbij aan het verhuizen naar landen waar zij zelf hun toekomst zien, landen als Nederland of Frankrijk. Want ook op die plaatsen zal taal voor hen doorslaggevend zijn: taal zal een verschil maken tussen het kunnen verhandelen van boeken of het verkopen van souveniers; het kan een verschil betekenen tussen het krijgen van een vaste baan of het moeten zoeken naar een volgende kans. Taal zal daarnaast ook altijd de verbondenheid met Senegal betekenen: door contacten te kunnen behouden in de diaspora kunnen kennis, banen, passies, sport en verlangen naar het thuis in Senegal worden gedeeld.
Taal is een levenslijn.
Bernardo