Je bekijkt nu De gast uit het Rifgebergte: interview
Uitzicht op Zegangan (Soufiane El Kadaoui)

De gast uit het Rifgebergte: interview

Onlangs verscheen De gast uit het Rifgebergte van auteur en taalkundige Khalid Mourigh. Het boek is een aanstekelijk verhaal over de wederwaardigheden van zijn Marokkaanse opa. Stemmen van Afrika gaat in gesprek met de auteur. “In dit boek wil ik de ‘gastarbeider’ als individu met een eigen agency aan het woord laten.”

Voor wie De gast uit het Rifgebergte nog niet gelezen heeft: Waar gaat het over?

Het boek gaat over Ali, mijn opa, die in zijn jonge levensjaren in de Ouksan-mijnen in de Rif (Marokko) werkt. Hij is een impulsieve, wispelturige jongeman die het werk niet heel lang volhoudt. Hij verlaat zijn dorp regelmatig om elders werk te zoeken. Zo belandt hij in het naburige Zaio om bij Spanjaarden, die heersten over Noord-Marokko, in de seizoensarbeid te werken. Vervolgens beleeft hij allerlei andere avonturen. Hij wil met vrienden naar Algerije, maar belandt onverhoopt in de gevangenis. Hij wordt soldaat in het Spaanse vreemdelingenlegioen. Na zijn bruiloft en de bouw van zijn huis, vertrekt hij naar Europa. Hij komt via België uiteindelijk in Utrecht terecht. Daar werkt hij onder andere in de Demka-fabriek waar hij wordt uitgebuit.

Veel van de verhalen tekende je op uit de mond van je opa. Kun je iets meer vertellen over jullie interactie? In welke taal of talen vonden jullie gesprekken plaats, en wat voor verteller was hij eigenlijk? 

De verhalen zijn opgenomen in huiselijke context. Hij vertelde de verhalen op verschillende momenten in 2007 en 2008. Niet heel lang voor zijn dood. Hij was een rasverteller. Hij had een grote mond en was altijd aan het praten. Door zijn humor en manier van vertellen had hij altijd een luisterend publiek om zich heen. Een goede verteller moet, denk ik, ook wel van alles meemaken om over te vertellen. Er was altijd wel een conflict of een problematische situatie om over te vertellen. Dat leverde tegelijkertijd ook humoristische en vermakelijke verhalen op.

De gesprekken waren in het Riffijns Tamazight (Berber) met een beetje Spaans en Nederlands erdoorheen.

Er zit een heerlijke vaart in het verhaal en soms zie je als lezer haast voor je hoe je opa met schitterende ogen vertelt over een spannende rivieroversteek of over de lange reis naar Utrecht. Schijnt de vertelstijl van je opa eigenlijk ook een beetje door in het boek? 

Uitzicht op Zegangan (Soufiane El Kadaoui)

Inderdaad, de vertelstijl heb ik ook bewust geprobeerd te verwerken in de schrijfstijl. Schrijven is natuurlijk heel anders omdat je heel veel elementen van het gesproken woord mist, zoals emotie, intonatie, stemvolume, gebaren etc.

Ik zag mijn opa voor me tijdens het schrijven en ik heb door bepaalde uitleg weg te laten geprobeerd de Berberse vertelstijl na te bootsen. Ook de vaart in het verhaal lijkt, denk ik, op een verteld verhaal. Er wordt niet uitgebreid stilgestaan bij gedachten of het waarom van bepaalde handelingen. Het is een stijl die misschien niet alle lezers bevalt, maar ik heb geprobeerd zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke, gesproken tekst te blijven.

Tegelijkertijd ben ik degene die over hem vertelt. Het is dus niet in de eerste persoon geschreven, wat aanvankelijk wel de bedoeling was. Dat leverde alleen te veel gedoe op met perspectiefwisselingen vanwege de algemene geschiedenis die ik ook probeer te vertellen.

Rechten voor arbeiders

Voor je boek deed je ook grondig onderzoek in allerlei archieven, bijvoorbeeld op zoek naar bedrijven waar je opa werkte en beleid dat in die tijd geformuleerd werd. Wat is het meest verrassende dat je bij die zoektocht tegenkwam?

Dat zijn twee punten. Ten eerste is dat de strijd die de Riffijnse arbeiders, waaronder mijn opa, moesten leveren om dezelfde rechten als de Spaanse arbeiders te krijgen. Dat gebeurde dus pas aan het einde van de vijftig, het einde van de Spaanse kolonisatie van Marokko. Daarna namen de Marokkaanse werknemers het over die de Riffijnse arbeiders in de mijnen verder uitbuitten en slecht behandelden. Ze wilden al gauw naar Europa toen ze de kans kregen.

Ten tweede dat het vooral de wens van rechtse en confessionele politieke partijen in Nederland was om immigratie te stimuleren. De VVD was erg voor immigratie van goedkope arbeidskrachten. Dat is eigenlijk wel logisch vanuit het perspectief van liberale partijen. Zij zijn voor de vrijheid van bedrijven om goedkope(re) arbeidskrachten in te zetten ongeacht de herkomst van de arbeider.

Je bent zelf taalwetenschapper, en je noemt ergens dat je —na moed verzameld te hebben— weer naar de opnames ging luisteren met het plan om het Berber van je opa eens te analyseren. En toen schreef je ineens een boek. Voelt het nu misschien wat minder pijnlijk om naar zijn verhalen te luisteren? En: als je met taalkundige oren naar zijn verhalen luistert, wat hoor je dan?

Ja, het went als je vaker naar de verhalen luistert. Dan raak je er weer aan gewend het het lijkt of die persoon er ook nog echt is. Je hoort de verhalen en leeft mee. Dat vervangt dan het verdriet of gemis dat je voelt. En vaak moet je dan ook lachen omdat het ook vaak grappige of absurde verhalen zijn.

Als taalkundige verbaas ik me erover dat er eigenlijk weinig tot geen gesprekken zijn uitgegeven in het Riffijns Tamazight. Er zijn überhaupt weinig tekstuitgaven, maar de teksten die er zijn, zijn vaak sprookjes. Echte gesprekken ontbreken eigenlijk. Dat is een heel ander genre en bevat ook andere soort taal (lexicon, partikels, opbouw etc).

Ik vond het ook interessant om te horen dat er redelijk wat code switching in de verhalen zat. Er wordt Nederlands gebruikt en dat is interessant. De Nederlandse woorden zijn soms ook raar. Hij spreekt misschien uit als ‘meskien’. Dan vraag ik me af of er in de Demka-fabriek in de jaren 60 misschien zo’n variant bestond.

De vormerij van de Demka-fabriek waar Ali terechtkwam in de jaren ’60 (fotodienst GAU, via Canon van Nederland)

Nieuwe betekenissen

Je eigen expertise omvat allerlei nieuwe varianten van het Nederlands, soms samengevat onder de (vage) noemer straattaal. Is het concept “straattaal” eigenlijk niet een beetje hetzelfde als “gastarbeider”: een gemakzuchtige classificatie die een heel diverse wereld aan het zicht onttrekt? 

Ja, dat klopt. De term ‘gastarbeider’ is nu opgenomen in de Canon van Nederland. Dat betekent dat het een centrale term is in de Nederlandse geschiedenis. De mensen die onder die noemer vallen hebben in de verschillende fases van de recente Nederlandse geschiedenis verschillende namen gekregen om ze te classificeren en ze anders te maken. Sommige termen roepen negatieve associaties op. De dominante groep (lees: witte nederlanders) zien dan de leden van die groep als ‘achtergesteld, gelovig, ongeschoold, crimineel, etc’.

Het kwalijke is dat dat wordt toegepast op de hele groep. Mensen die hoegenaamd lid zijn van die groep kunnen dat ook geen individu meer zijn, maar worden altijd aangesproken op hun groepsidentiteit. Ik heb me heel vaak moeten verantwoorden voor de daden van voor mij onbekende Marokkanen. Terwijl je als witte Nederlander daarvan gevrijwaard bent.

In dit boek wilde ik de ‘gastarbeider’ als individu met een eigen agency aan het woord laten. Het gaat mij dus niet zozeer om het afschaffen van woorden, tenzij ze heel duidelijk denigrerend zijn, maar wel om het toekennen van nieuwe betekenissen.

Het boek slaagt er zeker in om de mythe van ‘de gastarbeider’ als vormloze groep zonder voorgeschiedenis door te prikken. En dat komt voor een groot deel doordat je je opa de ruimte geeft zijn eigen verhalen te vertellen. Ook in je academische werk valt me op hoe je sprekers zelf aan het woord laat, en daarmee nieuwe perspectieven aan het licht brengt. Als je nou een boek zou kunnen schrijven over één woord uit je onderzoek, welk woord zou het dan zijn — en welke verborgen geschiedenis en veelkleurige identiteiten zou je daarmee aan het licht brengen?

9789059369566.jpg (380×583)

Als ik één woord zou moeten kiezen, dan zou het ‘mocro’ zijn. Het is een algemeen bekend woord in straattaal om naar Marokkaan te verwijzen. Maar de structuur is juist die van het Sranan Tongo (Surinaams). Dat ene woord bevat meerdere verwijzingen naar het multiculturele Nederland van nu en daar is heel veel over te zeggen.

Dat belooft wat! We zien al uit naar je volgende boek. Dankjewel voor je antwoorden!

Meer lezen en luisteren