Deze maand vond de tiende editie van het Wereldcongres van Afrikaanse Taalkunde plaats. WOCAL is een driejaarlijks congres dat afwisselend op het Afrikaanse continent en elders plaatsvindt. Na Kameroen (2012), Japan (2015) en Marokko (2018) was nu Nederland aan de beurt om het te organiseren, en specifiek de afdeling Talen & Culturen van Afrika van Universiteit Leiden. In deze ad hoc-serie geven we een inkijkje in de Afrikaanse taalkunde van nu.
Veel talen in de wereld hebben werkwoordparen zoals in de onderstaande Nederlandse zinnen.
(1) a. De boom valt
b. De houthakker velt de boom
In (1a) drukt het werkwoord vallen een gebeurtenis uit die als vanzelf plaatsvindt. In (1b) drukt het werkwoord vellen juist een gebeurtenis uit die in gang gezet wordt door iemand. In de taalkunde noemen we de tweede variant een causaal werkwoord: het drukt dezelfde gebeurtenis uit als het niet-causale werkwoord (iets dat omvalt), maar er is een extra deelnemer aanwezig die de handeling in gang zet (de houthakker). Er is kortom een causaal verband.
Een belangrijk punt waarop we talen in de wereld kunnen vergelijken is hoe de werkwoorden in dit soort paren zich tot elkaar verhouden. In het Nederlands is vallen versus vellen maar één van de mogelijke manieren. Het gebeurt ook dat het niet-causale werkwoord een wederkerend voornaamwoord heeft zoals in zich vullen versus vullen:
(2) a. De vijver vult zich met regenwater.
b. De tuinman vult de vijver met regenwater.
Er zijn ook nog andere mogelijkheden. Zo kan het dat het basiswerkwoord en de causale variant dezelfde vorm hebben, zoals bij breken (de vaas brak / ik brak de vaas); en tot slot komt het wel eens voor dat er heel verschillende werkwoorden zijn, zoals sterven en vermoorden.
Hoe maken Afrikaanse talen dit onderscheid? Gebruiken ze ook één van de manieren die we in het Nederlands terugvinden? Zijn veel Afrikaanse talen hetzelfde of net verschillend op dit gebied? Dat waren de hoofdvragen van de thematische workshop ‘The noncausal-causal alternation in African languages’ die werd gehouden op dag 3 van WOCAL10.
De zes studies die gepresenteerd werden tijdens de workshop behandelden talen uit Ethiopië, zoals het Kambaata en Muher, het Mankanya dat gesproken wordt in West-Afrika, en een aantal talen die behoren tot de Bantoe familie. Een eerste interessante bevinding is dat al deze talen gebruik maken van voor- of achtervoegsels. Dat is dus een punt waarop de verschillende Afrikaanse talen sterk op elkaar lijken.
In sommige gevallen krijgt het niet-causale werkwoord een voor- of achtervoegsel bij. In andere gevallen wordt bij het causale werkwoord een stukje toegevoegd. Wat ook kan is dat beide werkwoorden een voor- of achtervoegsel dragen. In de voorbeelden hieronder is het voor- of achtervoegsel telkens in het vet aangeduid.
NIET-CAUSAAL | CAUSAAL | |
Kambaata (Ethiopië) | wiim-ú | wiin-sh-ú |
‘zich vullen’ | ‘vullen’ | |
→ achtervoegsel bij causaal werkwoord. | ||
Muher (Ethiopië) | ɨn-kɨballäläm | an-kɨballäläm |
‘rollen’ | ‘rollen’ | |
→ beide werkwoorden hebben een voorvoegsel. | ||
Mankanya (West-Afrika) | phaabëş-a | phaabëş |
‘openen’ | ‘openen’ | |
→ achtervoegsel bij niet-causaal werkwoord. | ||
Kagulu (Tanzania) | kulak-al-a | kulak-as-a |
‘branden’ | ‘verbranden’ | |
→ beide werkwoorden hebben een achtervoegsel. | ||
Ngoreme (Tanzania) | kw-i-ʃɔɔri | kuʃɔɔri |
‘veranderen’ | ‘veranderen’ | |
→ voorvoegsel bij niet-causaal werkwoord. |
Een opmerkelijk kenmerk van de twee Ethiopische talen is het gebruik van hulpwerkwoorden bij een niet-causaal en causaal werkwoord. In onderstaande voorbeelden zijn de hulpwerkwoorden in het vet aangeduid.
Kambaata | báqq y-ú | báqq a’-ú |
‘wakker worden’ | ‘wakker maken’ | |
Muher | kaʃʃə bäjäm | kaʃʃə amäɲɲäm |
‘heel droog worden’ | ‘heel droog maken’ |
De hulpwerkwoorden y-ú en a’-ú in Kambaata en bäjäm en amäɲɲäm in Muher laten zich vertalen als, respectievelijk, ‘zeggen’ en ‘doen/maken’. Het dergelijk gebruik van hulpwerkwoorden komt niet voor in de andere Afrikaanse talen die werden besproken tijdens de workshop. Dit is dus een punt waarop we verschillen waarnemen tussen de talen.
In een eerdere studie over niet-causale en causale werkwoordparen in Afrikaanse talen, uitgevoerd door Denis Creissels (2018), observeert hij dat in veel van de 30 talen die hij bestudeert veel werkwoordparen dezelfde werkwoordsvorm hebben, zoals in het Nederlands openen/openen. Deze verhouding wordt ook wel labiliteit of ambitransitief genoemd in de taalkunde. Een voorbeeld uit een Afrikaanse taal is het werkwoordpaar fúkú/fúkú ‘uitdoven/(uit)doven’ in het Minyanka, gesproken in Mali, of kwanza/kwanza ‘beginnen/beginnen’ in het Luguru (Tanzania). De tendens die Creissels rapporteert werd echter helemaal niet waargenomen in de Afrikaanse talen die aan bod kwamen in de workshop!
De studie van niet-causale en causale werkwoordparen in Afrikaanse talen staat nog in de kinderschoenen. Het betreft echter een zeer interessant domein om Afrikaanse talen met elkaar te vergelijken, alsook met talen en taalfamilies van andere gebieden in de wereld. Het nieuwe onderzoek dat werd gepresenteerd tijdens de workshop legde belangrijke gelijkenissen en verschillen bloot tussen de Afrikaanse talen die aan bod kwamen, zoals het wijdverspreide gebruik van voor- en achtervoegsels of van hulpwerkwoorden in Ethiopische talen. We zagen ook dat inzichten uit de wetenschappelijke literatuur niet werden bevestigd. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van de wetenschap: bevindingen worden steeds in vraag gesteld en mogelijks bijgestuurd door nieuw onderzoek.
Er blijven ook nog heel wat grote vragen over de werkwoordparen onbeantwoord. Welke soorten verhoudingen tussen de niet-causale en causale werkwoorden vinden de Afrikaanse talen het ‘leukst’? Komen de voorkeurspatronen overeen tussen Afrikaanse talen, of zijn er veel verschillen tussen de talen van het continent? Zijn er misschien Afrikaanse talen die dezelfde soorten verhoudingen leuk vinden als het Nederlands, of het Japans, of het Papiaments?
Bronnen
Creissels, Denis. 2018. The noncausal-causal alternation in the languages of Subsaharan Africa: A preliminary survey of noncausal-causal pairs involving inanimate undergoers. (Paper presented at the 51st Annual Meeting of the Societas Linguistica Europaea, Tallin, 29 August – 1 September 2018.)