Het Ciwoyo is een taal die in het uiterste westen van de Democratische Republiek Congo wordt gesproken. Hoewel het Nederlands en het Ciwoyo historisch niets met elkaar te maken hebben, ontwikkelden ze allebei een vergelijkbare manier om de toekomende tijd uit te drukken. Ze gebruiken namelijk bewegingswerkwoorden. Wat de vergelijking van beide talen zo interessant maakt, is dat ze elk een ander bewegingswerkwoord gebruiken, namelijk ‘gaan’ in het Nederlands en ‘komen’ in het Ciwoyo.
(1) ba-kwiza lya
zij-komen eten
‘zij gaan eten’
Hoe komt het echter dat de sprekers van een taal een bewegingswerkwoord zoals ‘gaan’ of ‘komen’ gebruiken om een tijdsbepaling uit te drukken? De basisbetekenis van het werkwoord duidt op een verplaatsing van een plek A naar een plek B. Er is dus een referentiepunt, locatie A, die de beweger verlaat om zich te bewegen naar een aankomstpunt, plek B. In de zin Ik ga naar de winkel is de winkel dat aankomstpunt. Dat is ook zo in het Ciwoyo met kwiza ‘komen’:
(2) twa-yiza va Boma
wij.vt-komen naar Boma
‘Wij kwamen naar Boma.’
Wat als we nu ergens naartoe gaan om iets te doen? Ik ga naar ergens om te lezen betekent dat je nog niet aan het lezen bent, want dat doe je pas als je op je bestemming bent! De verplaatsing die gaan en komen uitdrukken om ergens iets te doen neemt tijd, en wat je wil doen moet nog gebeuren. In de toekomst dus. Zo komen we tot een verkorte versie van de vorige zin, ik ga naar ergens om te lezen. Let wel, ik ga lezen betekent niet meer hetzelfde als ik ga naar ergens om te lezen, want wanneer je zegt dat je gaat lezen kan dat op dezelfde plek zijn waar je nu bent. Wanneer ‘gaan’ en ‘komen’ dus gebruikt worden als hulpwerkwoord voor de toekomende tijd, verliezen ze een deel van de basisbetekenis.
De ultieme test voor deze betekenisverandering is wanneer je het bewegingswerkwoord kan gebruiken met andere bewegingswerkwoorden. Zo is het perfect mogelijk om in het Nederlands te zeggen: Ik ga zeker komen, maar omgekeerd lukt dat niet: Ik kom zeker gaan. In het Ciwoyo, daarentegen, is dat geen probleem:
(3) ti-kwiza yenda ku Mwanda
wij.tt-komen gaan naar Mwanda
‘We gaan naar Mwanda (gaan).’
De vergelijking gaat zelfs nog een beetje verder. In bepaalde informele, regionale varianten van het Nederlands kan je het hulpwerkwoord ‘gaan’ gebruiken in de verleden tijd wanneer je een reeks activiteiten opsomt: We hebben gisteren de dierentuin bezocht! Eerst zijn we een ijsje gaan eten, dan zijn we gaan kijken naar de slangen en de insecten, …. In het Ciwoyo kan je net hetzelfde doen met het werkwoord kwiza ‘komen’, zoals in het onderstaande voorbeeld:
(4) botuk’ ava mBoma ti-kwiza yenda mu nzila
verlaten bij Boma wij.tt-komen gaan op weg
Mwanda ti-kwiza ba ku mission Nkanzi
Mwanda wij.tt-komen blijven bij missie Nkanzi
‘bij het verlaten van Boma gingen we richting Mwanda, (daar)
bleven we in de missiepost van Nkanzi, …’
Dergelijke gelijkenissen tussen talen die helemaal niets met elkaar te maken hebben tonen mooi hoe bepaalde concepten misschien wel universeel gedeeld worden: we bewegen allemaal doorheen de tijd.
Afkortingen
vt = verleden tijd
tt = tegenwoordige tijd