“Lan mooy kóoba? Kóoba mooy ku xam lépp.” (Wolof: Wat is kóoba? Kóoba betekent degene die alles weet). Dit zei de Senegalese popartiest Waly Seck op het podium in 2015, toen hij de titel van zijn liedje kóoba yi (de kóoba, mv.) uitlegde. Kóoba verwijst naar de kennis en kunde waarmee een bonte verzameling aan mensen – van homo’s en lesbiennes, tot sekswerkers, drugsgebruikers en bandieten – samen hun weg vinden in het leven, balancerend tussen het zoeken naar persoonlijk plezier en het voldoen aan verwachtingen vanuit familie en de samenleving. In de jaren ’60 prijkte een kóoba, Wolof voor paardantilope, op het etiket van het gelijknamige biermerk. Kóoba werd een codenaam voor iedereen die de plekken bezocht waar dit bier werd verkocht, in bars en nachtclubs. Kóoba bier is inmiddels vervangen door Gazelle, maar de term wordt nog altijd veelvuldig gebruikt om op discrete wijze, maar ook met trots, over deze netwerken te spreken.
Kóoba onderscheiden zich van anderen door de sociale kennis en kunde die ze opdoen in het stadse nachtleven. De kennis van ‘alles’ waar Seck het over heeft, gaat over kennis die overdag, aan het blote oog, ontsnapt. Als codenaampast de term kóoba binnen de Senegalese culturele waarde van sutura (discretie, privacy). Door norm-overschrijdende gedragingen niet te benoemen blijven ze uit het zicht, waarmee ze niet tot schande leiden. De term kan niet eenduidig vertaald worden en het is veel meer dan een containerbegrip of een eufemisme voor norm-overschrijdende identiteiten of praktijken. De kracht van het begrip zit hem in de ongrijpbaarheid van kóoba. In een context van groeiende homofobie in Senegal, is het van wezenlijk belang voor mensen om dubbelzinnigheid over norm-overschrijdende relaties te behouden om zo te kunnen ontsnappen aan de hevige aanvallen daarop in de publieke ruimte, die weinig ruimte laten voor nuance of begrip.
Homoseksualiteit en taal
In het publieke debat is er de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekomen voor homoseksualiteit. Senegal is rijk bedeeld met roddelpers, die gretig berichten plaatst over vermeende homoseksuelen die op heterdaad betrapt zouden zijn in een moskee, ‘gangs’ van lesbiennes die zijn opgepakt in het bezig van wiet of pornografische video’s, en homohuwelijken die gesloten zouden zijn. In een analyse van de opkomst van homofobie in het publieke debat in Senegal, identificeert de Senegalese professor Ayo A. Coly een zogenaamd homohuwelijk uit 2008 als kantelpunt: toen was de homoseksueel ‘uitgevonden’. Coly verwijst hiermee naar de Franse filosoof Michel Foucault, die in 1976 het eerste deel van zijn ‘De geschiedenis van Seksualiteit’ publiceerde, waarin hij beschreef hoe in de tweede helft van de 19e eeuw ‘de homoseksueel’ ontstond als ‘soort’. Hij schreef: “waar de sodomiet een tijdelijke afwijking was, werd de homoseksueel tot een zelfstandige soort.” Met de opkomst van de homoseksuele identiteit in wetenschappelijke, en daarna ook publieke discussies, kwam er taal om over deze identiteit te spreken.
Anti-homo demonstratie, Dakar, mei 2021
Het idee dat homoseksualiteit onderdeel van iemands identiteit is, waar mensen middels taal voor uitkomen is dus een vrij recent, en Westers, begrip. In andere delen van de wereld, waaronder ook in Afrika, is seksualiteit vaak iets is wat je doet, in plaats van wat je bent. Maar de geschiedenis van fluïditeit en flexibiliteit met betrekking tot gender en seksualiteit dreigt in Senegal verloren te gaan met het verhardende publieke debat over homoseksualiteit. Waar góor-jigéen (man-vrouwen in het Wolof) vroeger belangrijke rollen speelden tijdens speciale gelegenheden zoals huwelijks- en naamgevingsceremonies na de geboorte van baby’s, wordt de term góor-jigéen vandaag de dag gebruikt als scheldwoord voor homoseksueel. De dubbelzinnigheid die góor-jigéen op het vlak van gender belichaamden, door zich als mannen de kleding en sociale rollen van vrouwen aan te meten, heeft plaatsgemaakt voor de gelijkstelling van deze vrouwelijkheid met homoseksualiteit.
De fixatie op ‘vrouwelijk’ gedrag bij mannen en, daaruit volgend, vermeende homoseksualiteit, is ook Waly Seck ten deel gevallen. Er is een aantal keer ophef geweest over zijn voorkomen tijdens optredens, die homoseksualiteit zouden suggereren. Tegelijkertijd blijft Seck een van de meest populaire artiesten van Senegal, en hij geniet vooral populariteit onder de jonge generatie. Met de dubbelzinnigheid die er om hem heen hangt belichaamt Seck precies het idee van kóoba. Vindingrijkheid, flexibiliteit en spitsvondigheid zijn nodig om je staande te kunnen houden in een context van sterke normativiteit en sociale controle. Kóoba creëren en delen kennis om de uitdagingen die het nachtleven, maar ook het familieleven en de economische omstandigheden in Senegal met zich meebrengen het hoofd te bieden. In netwerken van vriendschappen die kóoba creëren, zijn zij ertoe in staat elkaar praktische, materiële, emotionele en psychologische steun te bieden.
Maar meer nog dan ruimte bieden aan mensen om te ontsnappen aan venijnige debatten, bieden de discretie en dubbelzinnigheid van kóoba een ander perspectief op gender, seksualiteit en relaties. Kóoba bieden een andere kijk op wat het betekent om in een bepaald opzicht in de marges van de samenleving te staan. Kóoba bewegen zich door de stad met de kennis en kunde om haast van gedaante te verwisselen tussen dag en nacht. Ze creëren op die manier netwerken waarin mensen zich als familie over elkaar ontfermen, waardoor ruimte ontstaat voor queer levens. Dit gebeurt niet buiten de samenleving om, maar juist in combinatie met familielevens en andere maatschappelijke verwachtingen. Dat gaat niet zonder slag of stoot, maar daar waar het schuurt ontstaan juist de creatiefste ideeën.