Je bekijkt nu Een eekhoorn met twee staarten

Een eekhoorn met twee staarten

In het Rukiga, dat gesproken wordt in het westen van Uganda, hebben sommige woorden twee vormen: de eerste klinker kan toegevoegd (1a) of weggehaald worden (1b), en zowel o‑muterere als muterere betekent ‘eekhoorn’.

(1) a. N-aa-reeba o-muterere.
ik-vt-zie o-eekhoorn
‘Ik zag een eekhoorn.’
b. Ti-n-aa-reeba _-muterere.
niet-ik-vt-zie eekhoorn
‘Ik zag geen eekhoorn.’

Nou mag je dat niet zomaar zelf kiezen, of je het woord (o)muterere met of zonder klinker uitspreekt, daar zijn regels voor. Zoals je ziet hebben zelfstandige naamwoorden wél een eerste klinker als de zin bevestigend is (er is een eekhoorn), maar níet als de zin ontkennend is (er is geen eekhoorn).

Interessanter wordt het als we kijken naar bijvoeglijke naamwoorden, zoals ‘jong, oud, nieuw, lang’, want daar kan je als spreker wél vrij kiezen of je een eerste klinker toevoegt, zoals in (2), of het nu een bevestiging of ontkenning is.

(2) Abakazi baaruka e-mikyeeka (e-)migufu.
vrouwen weefden e-matten e-kort
‘De vrouwen hebben korte matten geweven.’

Maar wat is dan het verschil tussen mét of zónder klinker? Dr. Allen Asiimwe laat zien dat de eerste klinker een contrast met alternatieven aangeeft. Dus emikyeeka migufu zijn gewoon ‘korte matten’, maar emikyeeka e-migufu betekent ‘specifiek KORTE matten, en geen lange’.

Dat idee konden we verder testen met naamwoorden die geen alternatieven hebben, zoals bijvoorbeeld de wereld of de Paus: daar is er maar één van, dus dan kan je geen contrast maken, tussen bijvoorbeeld een grote of kleine wereld. Dus we voorspellen dat je de eerste klinker daar niet mag gebruiken. Toen we de zin in (3) aan de sprekers van het Rukiga voorlegden, vonden ze die alleen goed zónder de eerste klinker, want, zo legden ze uit, anders zou het betekenen dat er meer pausen zijn: oude en jonge.

(3) Paapa _-mukuru yaaha o-rubazo.
paus oud gaf o-speech
‘De oude paus gaf een speech.’

Dat gaf bevestiging van de hypothese: de aanwezigheid van de eerste klinker geeft een contrast op het bijvoeglijk naamwoord (oud versus jong, rijp versus onrijp, etcetera). Dat noemen we exclusieve focus: we focussen alleen op deze kwaliteit, bijvoorbeeld ‘oud’, en sluiten alternatieven, zoals ‘jong’ daarmee uit.

Deze analyse werd nog duidelijker toen we in een verhaaltje de volgende zin tegenkwamen, zonder eerste klinker op het bijvoeglijk naamwoord:

(4) O-muterere gwine o-mukira _-muhango.
o-eekhoorn heeft o-staart groot
‘De eekhoorn heeft een grote staart.’

Toen we daarna vroegen of het ook omukira o-muhango zou kunnen zijn, mét een eerste klinker, klonk er luid gelach. Ook hier zorgde de eerste klinker voor een contrast met alternatieven: “Hahaha! Dan is het alsof die eekhoorn ‘s ochtends voor zijn kast staat en kiest of hij vandaag zijn grote of zijn kleine staart zal dragen!”

Zulke voorbeelden helpen ons om te begrijpen hoe sprekers van het Rukiga exclusieve focus uitdrukken. Waar het Nederlands klemtoon gebruikt (een GROTE staart), heeft het Rukiga een extra klinker. Dat is op zijn beurt weer interessant in taalvergelijkend onderzoek: hoeveel verschillende manieren zijn er om exclusieve focus op een bijvoeglijk naamwoord uit te drukken? Zijn daar grenzen aan? En verschillen die van de manieren om focus op het zelfstandig naamwoord uit te drukken? Deze vragen (en nog veel meer) worden momenteel onderzocht, bij voorkeur met behulp van grappige eekhoorns!

__

Dit onderzoek is deel van het BaSIS project.