In geen enkele taal ter wereld kan je maar willekeurig naamwoorden in een zin zetten; dan krijg je een woordenwirwar: ‘Soep gisteren tafel Maarten at’. Je kan misschien nét begrijpen wat er bedoeld wordt, maar het volgt niet de regels van de taal. Elk naamwoord heeft een bepaalde rol in de zin, als onderwerp of lijdend voorwerp, bijvoorbeeld. Dus ‘Maarten at soep’ is wel een goede zin, omdat Maarten nu het onderwerp van het werkwoord ‘eten’ is, en ‘soep’ het lijdend voorwerp van ‘eten’. Het regelsysteem van de zinsbouw geeft ze als het ware toestemming om zo in de zin te staan.
Je kan dat vergelijken met toestemming om te parkeren: de zin is als een straat, en de naamwoorden zijn auto’s die willen parkeren. Er zijn maar twee parkeerkaartjes die het parkeersysteem uitdeelt (onderwerp en lijdend voorwerp), en de rest van de naamwoordauto’s staan er illegaal. Dat worden dus boetes: ongrammaticale zinnen. Ténzij deze naamwoorden zelf een parkeerschijf meebrengen: de woorden ‘lepel’ en ‘tafel’ mogen er alleen staan als ze een parkeerschijf in de vorm van een voorzetsel hebben: met een lepel, en aan tafel.
De grammaticale rollen zoals onderwerp en lijdend voorwerp zijn dus een belangrijk onderdeel van ons taalsysteem. Jarenlang hebben taalkundigen dan ook gedacht dat dit universeel is: elke taal heeft onderwerpen en lijdend voorwerpen. Maar de Bantoetalen lijken hier niet aan mee te doen! Je kan in het Zulu een ‘normale’ zin maken, waarbij het werkwoord met ba‑ aangeeft dat ‘de jongens’ het onderwerp zijn, net als in het Nederlands:
(1) | Abafana ba-dla nge-sipunu. |
jongens zij-eten met-lepel | |
‘De jongens eten met een lepel |
Maar je kan ook een omgekeerde zin maken, waarbij het werkwoord ineens de ‘lepel’ als zogenaamd “onderwerp” aangeeft:
(2) | Isipunu si-dla abafana. |
lepel hij-eet jongens | |
Letterlijk: ‘De lepel eet de jongens.’
Eigenlijk: ‘Het zijn de JONGENS die met een lepel eten.’ |
Wat voor grammaticale rol hebben ‘de jongens’, dat ze toestemming hebben om in deze zin te staan? Het lijkt niet op een onderwerp (er staat si‑ op het werkwoord, niet ba‑) maar het is ook geen lijdend voorwerp… Wat we wél weten is dat het een speciale betekenis krijgt in deze omkeerzin: het zijn de jongens en niet iemand anders! Wat er ná het werkwoord staat geparkeerd is dus extra prominent. En dat kan je ook in andere omkeerzinnen zien, bijvoorbeeld als een plaats zoals ‘de keuken’ de oude informatie is, en waar ‘moeder’ als prominente informatie gepresenteerd wordt:
(3) | Ikhishi li-phekela u-mama. |
keuken het-kookt moeder | |
Letterlijk: ‘De keuken kookt moeder.’
Eigenlijk: ‘MOEDER kookt in de keuken.’ |
Misschien zijn zinnen in het Zulu dus helemaal niet een ‘betaald parkeren’ zone waar naamwoorden verplicht een grammaticale rol hebben, maar is er een alternatief systeem gebaseerd op hoe prominent de informatie is. Alsof het parkeersysteem alleen let op de kleur van de auto: als een naamwoord achter het werkwoord parkeert, moet het prominent geel zijn.
Zo’n alternatief systeem gebaseerd op prominente informatie betekent dat we het Zulu (en andere Bantoetalen) beter kunnen begrijpen, omdat we ze niet meer zien door de bril van de Europese theorie van onderwerpen en lijdend voorwerpen, maar vanuit zijn eigen Bantoelogica. Het heeft ook grote gevolgen voor de algemene theorie van hoe naamwoorden toestemming krijgen om in een zin te staan, de zogenaamde ‘nominale licensiëring’ (het parkeersysteem, zeg maar). Dit is omdat we er tot nu toe vanuit gingen dat alle talen (en daarmee bij aanname ook ons menselijke taalvermogen) maar over één zo’n systeem beschikken. Helaas blijft het voorlopig bij speculeren, omdat we nog té weinig weten van hoe Bantoetalen en hun omkeerzinnen precies werken. Maar zeker is dat wat er ná het werkwoord staat, prominent geparkeerd is.
Gebruikte bronnen
- Marten, Lutz and Jenneke van der Wal. 2015. A typology of Bantu subject inversion. Linguistic Variation 14(2), 318-368.
- Morimoto, Yukiko. 2006. Agreement properties and word order in comparative Bantu. In Laura Downing, Lutz Marten & Sabine Zerbian (eds.), Papers in Bantu grammar and description. ZASPiL 43. 161–187.
De Zulu zinnetjes zijn gebaseerd op:
- Zeller, Jochen. 2012. Instrument inversion in Zulu. In Michael R. Marlo, Nikki B. Adams, Christopher R. Green, Michelle Morrison & Tristan M. Purvis (eds.), African languages in context. Selected proceedings of the 42nd Annual Conference on African Linguistics, 134–148. Somerville, MA: Cascadilla Proceedings Project.
- Zeller, Jochen. 2013. Locative inversion in Bantu and predication. Linguistics 51(6), 1107–1146.
Met dank aan: Erik Schoorlemmer, Jochen Zeller