Je bekijkt nu Kunnen sprekers van kliktalen elkaar verstaan?

Kunnen sprekers van kliktalen elkaar verstaan?

Klik-klanken, zoals je maakt met bijvoorbeeld je tong achter je tanden, komen in heel veel talen van de wereld voor om emoties uit te drukken. Bekend is bijvoorbeeld de Surinaamse ‘tjoerie’. Maar talen kunnen kliks ook gebruiken als medeklinkers om woorden mee te vormen. Dit gebruik van kliks is waarschijnlijk het bekendst uit het Xhosa en het Zulu, twee van de grootste Zuid-Afrikaanse talen. Oorspronkelijk komen die klanken echter uit de Khoisan talen, die van oudsher in Zuidelijk Afrika worden gesproken (en verder haast nergens anders). Toen de eerste Nederlandse kolonisten aankwamen in het gebied dat ze Kaap de Goede Hoop zijn gaan noemen spraken de mensen die ze daar aantroffen deze talen. Ze noemden ze Bosjesmannen en Hottentotten, benamingen die we nu niet meer gebruiken. Door onderdrukking en ziektes is de oorspronkelijke bevolking gedecimeerd, maar in Botswana en Namibië worden Khoisan-talen nog door kleine groepen mensen gesproken.

Het gebruik van kliks als medeklinkers is heel zeldzaam in talen van de wereld: het komt alleen voor in talen uit zuidelijk Afrika, in drie talen uit oost-Afrika, en verder nergens. Daarom hebben buitenstaanders lang gedacht dat alle “kliktalen” bij elkaar horen, en dialecten van elkaar moesten zijn, of toch in ieder geval talen die samen één taalfamilie vormen. Maar dat is helaas niet waar:  sprekers van verschillende Khoisan-talen kunnen elkaar helemaal niet zomaar begrijpen, en deze talen zijn ook niet allemaal aan elkaar verwant. Er is een methode ontwikkeld om te benaderen welke talen voor sprekers van een bepaalde moedertaal makkelijk, dan wel moeilijk om te leren zijn. Voor sprekers van het Nederlands ziet dat er zó uit:

Voor de gemiddelde spreker van Nederlands is bijvoorbeeld het Fries niet zo moeilijk te leren. Dat betekent niet dat Nederlanders Friestaligen zomaar kunnen verstaan – maar het valt te leren. Frans is al moeilijker, Arabisch is nog moeilijker en talen als Chinees en Turks zijn heel moeilijk voor de gemiddelde Nederlandstalige.

Voor sprekers van Khoisan-talen ligt het allemaal nog net een stukje ingewikkelder:

Wat opvalt als je het schema bekijkt is dat er een aantal makkelijke, maar ook een aantal moeilijke taalcombinaties zijn – dus zowel veel groene als veel oranje en rode vakjes. Dat komt overeen met wat we weten over de geschiedenis van Khoisan-talen, die in feite uit drie verschillende taalfamilies bestaan: de Khoe-Kwadi-talen, de Tuu-talen en de Kx’a talen. Deze taalfamilies zijn met elkaar in contact geweest en hebben zo dus bepaalde eigenschappen van elkaar overgenomen (net als bijvoorbeeld Engelse leenwoorden in het Nederlands), maar onderling verstaanbaar zijn ze niet. Voor een spreker van het Nama, een Khoe-Kwadi taal uit Namibië, is het dus in principe net zo moeilijk om sommige van de andere Khoisan-talen te leren als om bijvoorbeeld Engels te leren. Het verschil is te vergelijken met het verschil tussen Nederlands en Turks, en dus veel groter dan bijvoorbeeld het verschil tussen Nederlands en Zweeds.

Kortom: de weinige sprekers van Khoisan-talen die er nog over zijn (minder dan een half miljoen) zijn onderling ook nog eens verdeeld in veel groepen die elkaar niet kunnen verstaan. Maar onderlinge verstaanbaarheid van talen hangt van meer af dan alleen hoe nauw ze aan elkaar verwant zijn: het wordt in nog veel sterkere mate bepaald door de mate waarin mensen aan verschillende talen blootgesteld worden. Veel Khoisan-sprekers worden van jongs af aan meertalig opgevoed, en hebben dus toegang tot meerdere talen om mee te communiceren. In de praktijk hebben sprekers van Khoisan-talen die tot heel andere taalfamilies behoren dus vaak toch de mogelijkheid om vlot met elkaar te communiceren, omdat ze toegang hebben tot een taal die ze allebei machtig zijn.

Er zijn nog twee Khoisan-talen met wat hogere aantallen sprekers. In de tabel hierboven staan Khoekhoegowab en Nama apart vermeld (twee talen uit de Khoe-familie), maar ze zijn zo nauw aan elkaar verwant dat ze ook vaak als één taal worden gezien, met ruim 200,000 sprekers. De andere grotere taal is het Ju/’hoan (uit de Kx’a familie), met rond de 80,000 sprekers. Het zou de moeite waard zijn om te proberen om tenminste het Nama en het Ju/’hoan als levende talen voor de mensheid te bewaren.