Je bekijkt nu Er komt een Djoela bij de dokter…

Er komt een Djoela bij de dokter…

Dr. Oumou Koultoum Diaby Kassamba is docent Engels en Vertalen aan de Universiteit Ouagadougou. Ze deed in 2015 haar promotieonderzoek aan de Universiteit Leiden over het vertalen van ziektetermen in het Djoela, een veelgesproken taal in Burkina Faso. Ze behaalde haar Master in Vertalen aan de Universiteit van Ouagadougou, Burkina Faso, in 1999, waar ze zich specialiseerde in Djoela-Franse terminologie over kinderziekten. Wat bewoog Diaby om hier onderzoek naar te doen? Hoe heeft dit onderzoek haar leven beïnvloed?

Iedereen die naar de dokter gaat, krijgt wel eens een folder mee naar huis waarin de symptomen op een vereenvoudigde manier worden uitgelegd. Als patiënt moet ook jij namelijk goed kunnen begrijpen wat er mis is met jouw gezondheid. Maar wat gebeurt er op het moment dat de arts een andere taal spreekt dan jij? Als jij de symptomen die je ervaart anders omschrijft dan de arts gewend is, hebben jij en de arts het dan nog wel over dezelfde ziekte?

Dat vroeg dr. Diaby Kassamba zich af toen ze haar promotieonderzoek begon aan de Universiteit Leiden in 2015. Haar onderzoek richtte zich op het Djoela (FR: Dioula), de moedertaal van Diaby Kassamba. Deze taal wordt veel gebruikt in het dagelijks leven van Burkina Faso en Ivoorkust, naast Frans en Djoela en nog zo’n ongeveer 65 lokale talen die Burkina Faso rijk is. Deze lokale talen worden ook wel nationale talen genoemd. Waar de Europese talen vaak wel onderling vertaald worden, is dat minder aan de orde tussen de nationale talen van Burkina Faso. De sprekers van die talen zullen sneller overstappen naar een taal die ze allemaal een beetje begrijpen, zoals het Djoela. Het Djoela neemt daarom langzaam die andere talen over en een groot deel van de jongeren spreekt alleen nog maar Djoela.

Waar Djoela (Jula) wordt gesproken in West-Afrika (kaart via Wikipedia)

Naast de verscheidenheid aan talen in Burkina Faso, speelt beleefdheid een grote rol in de manier waarop patiënten hun symptomen omschrijven aan de arts. Zo worden er eufemismen (vriendelijkere woorden) gebruikt voor beschamende lichaamsdelen en is onvruchtbaarheid een groot taboe in Burkina Faso. Buikpijn (kɔnɔdimi) is daarom niet altijd buikpijn, en rugpijn (kɔdimi) niet altijd rugpijn. De eerste kan verwijzen naar onvruchtbaarheid bij vrouwen en de tweede impotentie bij mannen. Pijnlijke menstruatie of onvruchtbaarheid bij vrouwen wordt omschreven als ‘kɔnɔdimi b’i n na’, wat betekent “ik heb buikpijn”. ‘A kɔɔ sanin lo’ betekent letterlijk “zijn rug is dood”, oftewel “hij is impotent”. De arts of vertaler moet zich dus erg bewust zijn van de taboes die heersen op bepaalde onderwerpen.

Wat Diaby Kassamba (foto links) wilde voorkomen, is dat haar proefschrift onder het stof op de boekenplank zou komen te liggen. In haar masteropleiding had ze veel geleerd over terminologieonderzoek, maar ze wilde in haar promotieonderzoek iets doen wat nut had voor de mensen in Burkina Faso. Het percentage kindersterfte ligt daar erg hoog. Diaby Kassamba vertelt als we ernaar vragen: “Ik wilde een handleiding maken met medische termen over kinderziektes. Daarmee wilde ik artsen en zorgverleners in de moderne geneeskunde helpen beter te communiceren met moeders. Zo draag ik uiteindelijk bij aan het welzijn van kinderen, moeders, en ook van de verpleegkundigen en de artsen.”

De druk op de zorg is namelijk hoog. De dokter moet niet alleen rekening houden met de taal, maar ook de cultuur en religieuze overtuiging van de patiënt. Wat betreft taal zijn de zorgverleners vaak in het Frans opgeleid, maar zal de patiënt diens symptomen vaak in de eigen taal omschrijven. Een overzicht van termen is daarbij hard nodig: wanneer de dokter beter begrijpt wat de symptomen van de patiënt zijn, is de kans immers groter dat de patiënt weer gezond wordt. Naast de verschillende talen en culturen, zijn er ook nog verschillende religieuze overtuigingen in Burkina Faso, zoals de Islam, het Christendom en het animisme. Naast de moderne geneeskunde hecht men bovendien ook veel belang aan de traditionele geneeskunde, dat wil zeggen kennis die eeuwenlang van generatie op generatie is doorgegeven. De traditionele genezers hebben kennis over kruiden, planten en andere gebruiken die vaak een aanvulling zijn op de moderne geneeskunde.

In haar onderzoek gebruikt Diaby Kassamba het voorbeeld van het woord ‘kɔnɔ’ dat ‘vogel’ betekent, specifiek de nachtzwaluw. Maar ‘kɔnɔ’ staat ook bekend als een ziekte die veel voorkomt bij jonge kinderen in West-Afrika, met name in Burkina Faso. Volgens het volksgeloof “valt kɔnɔ op een kind” als de moeder het in de schemering buiten op haar schouder draagt, waar de nachtzwaluw over het kind kan vliegen en de ziekte kan veroorzaken. Het wordt ook wel eens ‘kɔnɔɲama’ genoemd, een samenstelling van ‘kɔnɔ’ (vogel) en ‘ɲama’ (vloek). Mensen zijn bang om kwaad aan te trekken door de ziekte bij naam te noemen, en dat zorgt ervoor dat ze soms de term ‘kɔnɔ’ vervangen door ‘sannafɛn’, oftewel “het ding van de lucht”. Met deze omschrijving kunnen mensen over de ziekte praten zonder deze bij naam te noemen. Het ziekenhuispersoneel gebruikt de diagnose ‘malaria’ meestal in plaats van ‘kɔnɔ’ omdat de symptomen erg overeenkomen. Maar dat betekent niet dat dit in alle gevallen ook zo is. ‘kɔnɔ’ is voor de patiënt slechts een beschrijving van een symptoom en kan afhankelijk van de omgeving ook andere ziektebeelden betekenen, zoals meningitis, tetanus of epilepsie. Het is daarom mogelijk dat de lokale term en de medische term niet volledig met elkaar overeenkomen.

In haar onderzoek ontwikkelde Diaby Kassamba daarom een nieuw model dat zorgverleners en vertalers kunnen gebruiken bij het vaststellen van symptomen zoals ‘kɔnɔ’. Ze legt uit dat de term ‘kɔnɔ’ verwijst naar een denksysteem van mensen in West-Afrika dat niet meteen te vertalen is. Vertalen is dus meer dan het omzetten van tekst van de ene naar de andere taal, net zoals taal meer is dan alleen woorden. Diaby Kassamba: “Ik zeg vaak tegen mijn studenten dat ze bij vertalen ook rekening moeten houden met alles wat ze in hun taalopleiding geleerd hebben. Dat betekent dus alles wat vooraf is gegaan in en tussen de twee talen waarin je vertaalt: de geschiedenis, de taalwetenschap, de literatuur, de economie, etc. In die zin is vertalen een vak waar je hele taalopleiding in samenkomt.” Het is dus belangrijk dat de vertaler zich tweetalig en ook bi-cultureel opstelt om een gesprek tussen twee sprekers van verschillende talen te vertalen.

Het model van Diaby Kassamba is uniek voor de West-Afrikaanse situatie en brengt daarmee een ander soort perspectief in het vertaalonderzoek. Er hebben dan ook al verschillende organisaties, in bijvoorbeeld Ghana, maar ook wereldwijd, bij haar aangeklopt voor een Engelse versie van haar model. Ze moedigt studenten die de vertaalwetenschap in willen dan ook aan om zich te specialiseren: “Mijn onderzoek heeft deuren voor me geopend die normaal gesloten zouden zijn gebleven; toen er bijvoorbeeld medische expertise nodig was om informatie over het vaccin tegen ebola te vertalen in de drie belangrijkste lokale talen van Burkina Faso, kwamen ze bij mij terecht. Vertalen is een nobel beroep dat perspectieven opent en veel kansen biedt.”


Meer leren over het Djoela? An ka taa (‘let’s go!’) interviewt sprekers en legt het uit!