Jarenlang was hij alleen bekend bij mensen met Surinaamse wortels of bij specialisten, maar nu is Anton de Kom (1898-1945) onderdeel van de Canon van Nederland. Hij is de schrijver van een gepassioneerd antikoloniaal boek, Wij slaven van Suriname, politiek activist en verzetsheld. Anton de Kom werd in Paramaribo geboren en volgde daar een opleiding als boekhouder, maar vertrok in 1921 naar Nederland. Hij kreeg daar werk maar raakte steeds meer betrokken bij de politiek en was behoorlijk links. Hij trouwde en kwam in 1933 weer terug naar Paramaribo, tot schrik van de koloniale autoriteiten. Al gauw werd hij gearresteerd en bij de protestdemonstraties daartegen schoot de politie twee mensen dood en vielen er dertig gewonden. De Kom werd met zijn familie rap op het schip gezet terug naar Nederland. Daar kon hij geen werk meer vinden en schreef verder aan zijn belangrijkste werk, Wij slaven van Suriname, dat in 1934 uitkwam bij uitgeverij Contact. In de oorlog sloot hij zich aan bij het communistische verzet; hij werd in 1944 gearresteerd en overleed op 24 april 1945 in Sandbostel, een buitenpost van concentratiekamp Neuengamme in Duitsland.
Er zijn allerlei publicaties gewijd aan Anton de Kom, onder meer een mooi themanummer van OSO, het blad voor de Surinamistiek, uit 2010 (jaargang 29, deel 1). Hierin aandacht voor de bronnen die hij gebruikt, voor de publicatie, de mogelijke censuur, en ontvangst van Wij slaven van Suriname, en voor de literaire aspecten. Er is bij mijn weten nog niet geschreven over de taal van Anton de Kom, en daar wil ik hier een begin mee maken. Allereerst: Anton de Kom was volledig tweetalig tussen Sranantongo en Nederlands. Hij schrijft in de prestigetaal, het Nederlands − een plechtstatig en vaak ook lyrisch Nederlands zoals dat van zijn landgenoot Albert Helman, met vaak echo’s van Multatuli – en genoot onderwijs in die taal op een van de betere Mulo’s (een soort Havo uit die tijd) van Paramaribo, toen de hoogste onderwijsvorm in het land. Tegelijkertijd was hij thuis hoogstwaarschijnlijk ook in het Sranantongo opgevoed. Het grootste deel van zijn boek is in Nederland geschreven, en voor een publiek van zowel Surinamers als Nederlanders. Hoe weet Anton de Kom door de Nederlandse tekst heen toch het Sranantongo te laten klinken?
Aan het begin van het boek contrasteert hij meteen al de twee talen in de benaming van zijn moederland (p.9, editie 1934) “Sranang – ons vaderland, Suriname, zoals de Hollanders het noemen.” Voorbeelden in het Sranantongo hebben bij hem de oude spelling met <ng>. Meestal verwijst de Kom indirect naar het Sranantongo. “Zij [de slavenhoudende elite – pm] weet de verbittering in die zwarte menigte buiten de vensters, ook al verstaat zij de taal niet, die in de hutten der slaven wordt gesproken” (p. 51). En: “Wij, die met den stok gestraft werden wanneer wij het waagden binnen de schoolmuren onze eigen ‘Surinaamsche taal’ te spreken, moesten in geestdrift raken voor de opstandigheid van Claudius Civilis en de dappere Verlatinghe van Willem den Zwijger” (p.58). Over de Ndyuka (die hij Djoeka’s noemt) schrijft hij: “Wij, als kinderen, keken naar hen op met een zekere angstige nieuwsgierigheid, als naar wilden waarvan men alles kan verwachten. Wanneer zij praatten verstonden wij hun taal niet. Op school vertelden wij het interessante nieuwtje, dat er Djoeka’s bij ons thuis waren geweest. Wij spotten over hun domheid. Wij voelden ons verre superieur aan de boschnegers, omdat wij de edele kunst van schrijven en lezen geleerd hadden en omdat wij Europeesche kleeren droegen” (p. 86). Hoewel de talen nauw verwant zijn, bleken Sranantongo en Ndyukatongo niet onderling verstaanbaar.
Het boek bevat allerlei mooie passages over de natuur in Suriname, passages vol heimwee lijkt het. Hierin veel Sranantongo namen van bloemen, vogels, en bomen, te veel om hier allemaal te noemen. Een voorbeeld: “Als de anga lampoe, hangt de roode lamp der ellende voor het huis der armen. Tusschen bloeiende kana’s en geurende popokaie tongo’s bloeien filaria en lepra mede (p. 212).”
Anton de Kom gebruikt ook een aantal Sranantongo termen om soorten beroepen e.d. te beschrijven: drisieman (p. 44) (een slaaf die zorgt voor de andere slaven), “Gadoman” (priester) (p. 84), “redimoesoes (zgn. vrijgekochte slaven, die opgeleid en aangevoerd werden door blanke officieren)” (p. 95), “pietjien boeroe’s (kleine landbouwers)” (p. 166), “Onze vrouwen werken als kotjies” (kooksters- pm) (p. 174).
Langere fragmenten Sranantongo kunnen spreekwoorden zijn, of citaten in het verhaal dat Anton de Kom vertelt. Meestal geeft hij ook de vertaling. Een paar voorbeelden van de acht gevallen:
- “Wroko di foeroe, ma wrokoman mantjeri.”
(Er is veel werk, maar arbeiders ontbreken.) (p. 198) - “Honderd sterke handen grijpen de mijne. ‘Na wang biedjie man!’ (hij is een groot man) zegt een havenarbeider lachend, ‘de gouverneur zorgt voor zijn adjudanten’.” (p. 207)
- “Kakalaka no abie litie na fowroe movo.”
(De kakkerlak kan zijn rechten niet doen gelden in de bek van een vogel!) (p 65). - “‘Oeng dintjie Bonni didi, ma ing kra di iti!’ – d.w.z.: ‘Jullie denken Bonni is dood, maar zijn geest leeft nog’ en niet, ‘Jullie denken dat Bonni dood is, maar zijn nakomelingen leven’, zooals het officieele rapport er van gemaakt heeft.” (p. 215).
Tenslotte nog één lied dat Anton de Kom heeft opgetekend, gezongen als de rubberarbeiders het oerwoud in gingen (p. 63):
Acoeba Adiosie O, Adiosie M’oema, no kré m’ goedoe na fetie mie o fetie ti mie fong ding mie sa cong baca. | Vaarwel, vaarwel Acoeba, Ween niet, mijn vrouw, mijn schat, Vechten ga ik en strijden. Pas na de overwinning kom ik terug. |
Door systematisch Sranantongo elementen op te nemen slaagde Anton de Kom erin zijn eigen taal in de Nederlandse tekst te doen weerklinken.
In de tekst vallen een aantal Sranantongo woorden en uitdrukkingen op; we kunnen er maar een paar noemen hier (Eng. = Engels; Ned. = Nederlands; Port. = Portugees). Dit handjevol voorbeelden komt uit vier talen.
Spelling de Kom | Moderne spelling | Komt van | Betekent |
drisieman | drisiman | < Eng. dress man | verzorger |
Gadoman | Gadoman | < Eng. God man | priester |
pietjien | pikin | < Port. pequenho | klein |
boeroe | buru | < Ned. boer | boer |
litie | leti | < Ned. recht, Eng. right | recht |
fowroe | fowru | < Eng. fowl | vogel |
movo | mofo | < Eng. mouth | mond |
foeroe | furu | < Eng. full | veel |
kra | kra | < Twi akra | ziel |
iti | ete | < Eng. yet | nog |
De typische zinsbouw in na fetie mie o fetie [na feti mi o feti]‘Vechten ga ik en strijden’ geeft de nadruk op de strijd aan door het werkwoord te herhalen: ‘is vechten ik zal vechten’.
Met dank aan Adrienne Bruyn