Na Papoea-Nieuw-Guinea en Indonesië is Nigeria het land met het grootste aantal talen ter wereld. Het zijn er een vijfhonderdtal, maar niemand weet hoeveel precies. Dat komt gedeeltelijk omdat talen tellen in sommige gevallen wat arbitrair is, maar ook omdat grote stukken van Nigeria nauwelijks bestudeerd zijn door taalkundigen. Behalve heel veel talen heeft Nigeria ook een pak verschillende taalfamilies. Sommige daarvan zijn verwant met elkaar, zoals de Jukun, Plateau en Kainji families, maar andere helemaal niet. En ook hier zitten er flinke gaten in onze kennis.
De resultaten van een kleine recente onderzoeksmissie kunnen dit allemaal mooi illustreren. In het kader van het AdaGramproject, gefinancierd door de stad Parijs, was een team van twee jonge Nigerianen – Tope Olagunju en Bitrus Andrew –naar het plaatsje Lau afgereisd, op de linkeroever van de Benuerivier in de staat Taraba (Nigeria is een federaal land). De bedoeling was om wat materiaal te verzamelen van een taal die in sommige bronnen vermeld staat als Laka, Lau of Lao Habe, maar waarover verder niets bekend was. Ondanks de afwezigheid van gegevens, beweerden enkele overzichtswerken dat de taal van Lau tot de Adamawatalen behoort, wellicht op basis van de naam Laka, die als alternatieve naam gebruikt wordt voor de Adamawatalen van de Mbumgroep, gesproken in Kameroen. Maar het is, onder andere door een gebrek aan betrouwbare gegevens, nooit aangetoond dat de Adamawatalen werkelijk een familie vormen. Het gaat veeleer om een groep talen gesproken in Kameroen, Tsjaad en het oosten van Nigeria, die duidelijk op de een of andere manier aan elkaar verwant zijn, maar waarvan de precieze familierelaties niet duidelijk zijn. Ze zijn wat wreedaardig genoemd naar Modibo Adama, de Fulani jihadist die aan het begin van de negentiende eeuw de meeste volkeren in de regio onderworp en als bron van slaven gebruikte.
Toen Tope en Bitrus in het stadje Lau arriveerden en uitlegden wat ze kwamen doen, werden ze met wantrouwen onthaald. Er bleken twee taalgemeenschappen in Lau te wonen, die in een lang en bitter conflict zijn met elkaar. Hun talen, Win Lau en Kaba Laka, zijn onderling niet verstaanbaar. Het Win Lau wordt gesproken in het noordwesten van de stad, aan de oevers van de Benue. De sprekers van het Kaba Laka wonen in een apart stadsdeel, verder van de rivier. Tope en Bitrus konden alleen wat gegevens van het Kaba Laka verzamelen. Onze verbazing was enorm toen we op basis van deze gegevens konden vaststellen dat het Kaba Laka een Sarataal blijkt te zijn. De Saratalen behoren tot de Centraal-Soedanische taalfamilie, die verder helemaal niet vertegenwoordigd is in Nigeria, of zelfs West-Afrika. De dichtstbijzijnde Sarataal wordt gesproken op meer dan vijfhonderd kilometer ten zuidoosten van Lau, op de grens tussen Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Nigeria is dus niet alleen een taal rijker dan we dachten, maar ook een taalfamilie.
Toen we deze ontdekking gingen vieren met een biertje in de bar schuin tegenover onze verblijfplaats in de stad Ilorin, bijna duizend kilometer ten westen van Lau, maakten we eerst een praatje met de portiers van de bar, twee broers. Bleek dat hun familie uit Lau komt, van de Win Lau kant. De twee tieners beweerden bovendien de taal te kunnen spreken. Maar als ze ‘s anderendaags bij ons langskwamen om wat woorden van het Engels naar het Win Lau te vertalen, gaven ze ons allemaal vertalingen in het Hausa, de lingua franca van noord Nigeria. Toen een week later een oom van hen op bezoek kwam, hebben we toch wat gegevens over het Win Lau kunnen verzamelen. Eén van de dingen die de bezoekende oom ons vertelde, was dat de sprekers van het Win Lau met wat moeite de mensen van de plaatsjes Kunini, Bandawa en Jeshi kunnen verstaan. Daar worden talen gesproken die volgens de Japanse taalkundige Kiyoshi Shimizu tot een zogenaamde Wurbogroep zouden behoren. Die Wurbotalen zouden zelf weer deel uitmaken van de Jukunfamilie. Het probleem met al deze beweringen is dat ze niet op verifieerbare gegevens gebaseerd zijn. Shimizu vermeldt een paar korte woordenlijsten die in de jaren 1930 verzameld zijn door Charles Meek, een antropoloog die voor de Britse koloniale overheid werkte, maar geen van deze woordenlijsten is gepubliceerd en we hebben ze niet kunnen consulteren. Met andere woorden, over de Wurbotalen is eigenlijk ook helemaal niets bekend.
Dit toont hoezeer grote stukken van Nigeria nog onbekend zijn voor de taalkunde, en hoeveel werk er dus blijft om eerst maar gewoon alles correct in kaart te brengen. Nigeria heeft helaas geen al te beste reputatie als het op veiligheid aankomt, en dat ontmoedigt zowel binnenlandse als buitenlandse onderzoekers om het terrein op te gaan. Anderzijds bestaat er bij de sprekers van Nigeriaanse minderheidstalen doorgaans heel veel interesse en motivatie voor de studie en het behouden van hun moedertaal. Veel taalgemeenschappen hebben een taalcomité, dat typisch als taak heeft delen van de bijbel te vertalen en/of een woordenboek te maken. Voor taalkundigen zijn deze comités gedroomde partners om mee samen te werken. Hun leden kunnen opgeleid worden om opnames van goede kwaliteit te maken, waarvan ze de inhoud zelf kunnen kiezen, zodat de verzamelde gegevens in hoge mate het perspectief van de taalgemeenschap weerspiegelen. Onderzoekers en sprekers kunnen elkaar ontmoeten op plaatsen waar we veilig en comfortabel kunnen samenwerken aan de analyse, documentatie en classificatie van de vele tientallen talen waarover we voorlopig nog niets weten.
De taalkundige Roger Blench heeft voor de talen waar we wél over weten de Atlas van Nigeriaanse talen gemaakt.