Iedereen kent die beelden wel van Afrikaanse vrouwen met de grote platen in hun onderlip. Deze beelden worden door veel mensen wat onsmakelijk gevonden, want het ziet er uiterst pijnlijk uit. Dat is het ook. De Engelse antropoloog David Turton leefde een tijdje mee met de Surma, een Oost-Afrikaans volk waar het de traditie is dat vrouwen een lipplaat krijgen. Turton beschreef hoe dit gebeurde. Jonge meisjes van een jaar of vijftien krijgen een snede in hun onderlip en in die snee stoppen ze eerst een houten stop totdat de wond geneest. De meisjes houden daardoor een rond gat in hun onderlip over. Vervolgens kunnen de meisjes dit gat steeds verder oprekken door steeds grotere houten stoppen te gebruiken. Hoe ver ze hiermee willen gaan is aan het individu zelf: het hangt ervan af hoe goed die persoon tegen pijn kan. David Turton schreef in zijn dagboek over een meisje dat nachtenlang aan het krijsen en huilen was omdat het oprekken zo’n pijn deed.
Je vraagt je misschien af waarom de Surma een traditie heeft die zo pijnlijk is. Helaas is dat niet helemaal duidelijk. Het is bijvoorbeeld niet bekend hoe de traditie ontstaan is. Een theorie hierover is dat de mannen hun vrouwen lipplaten gingen geven, omdat ze wilden voorkomen dat hun vrouwen meegenomen werden door slavenhandelaren. Er is ook enige mysterie over waarom de Surma deze traditie voort blijven zetten. Geruchten gaan dat de lipplaat een rol speelt bij het bepalen van de bruidsschat. Hoe groter de lipplaat van het meisje is, hoe groter de bruidsschat zal zijn die de ouders van het meisje ontvangen. Als je een vrouw echter vraagt waarom ze de lipplaat draagt, zal ze waarschijnlijk antwoorden: ‘Omdat dat traditie is’. Als je vervolgens doorvraagt, zal ze vertellen dat de lipplaat haar een volwassen en rijpe vrouw maakt en dat het aangeeft dat ze vruchtbaar is. Ze zal het niet gauw hebben over de praktische voordelen, maar die zijn er wel. De lipplaat zorgt er ten eerste voor dat een vrouw van de Surma niet aangezien wordt voor Bodi of Kwegu, rivaliserende volken waarmee de Surma vaak in oorlog zijn. Ten tweede trekken lipplaten toeristen aan. De toeristen moeten Surma betalen om foto’s te mogen maken en met dat geld kopen Surma graan, zout, geitenvellen en het alcoholische drankje arake.
Die lipplaten zie je niet op veel andere plekken ter wereld en antropologen vinden het daarom ook erg interessant onderzoeksmateriaal. Niet alleen antropologen trouwens, ook taalwetenschappers vinden het interessant: wat hebben die lipplaten voor effect op de spraak? De Ethiopische taalkundige Moges Yigezu onderzocht dit en vond (niet verrassend) dat een lipplaat ervoor zorgt dat je niet alle klanken even goed kunt uitspreken. Bilabialen, medeklinkers waarbij je beide lippen moet gebruiken om ze uit te spreken (zoals de /m/, /p/ en /b/) en dentalen, medeklinkers waarbij je de tong tegen je tanden moet zetten (zoals de /t/, /d/, /n/ en /l/), kunnen niet meer uitgesproken worden door vrouwen met deze lipplaten. Ook de klinkers klinken anders bij de vrouwen dan bij mannen vanwege hun lipplaten. Je zou je voor kunnen stellen dat zo’n klankverschil uiteindelijk een apart mannen- en vrouwendialect op zou kunnen leveren: alle meisjes kijken op tegen oudere vrouwen en als ze die vrouwen horen praten zonder die bilabialen, dentalen en andere klinkers, vinden ze dat misschien zo interessant dat ze het gaan nadoen. Dat blijkt alleen niet het geval te zijn: de meisjes zonder lipplaat praten met het ‘gewone’ systeem en hun taal wordt pas anders wanneer ze een lipplaat krijgen. Het is dus duidelijk dat lipplaten al heel lang belangrijk zijn voor de Surma, maar de lipplaten hebben nog geen blijvende sporen achtergelaten in de taal van de Surma.
Literatuur
- Yigezu, Moges. 2001. “Articulatory and Accoustic Effects of Lip-plate Speech in Chai and Its Implications for Phonological Theory.” Journal of the International Phonetic Association 31(02): 203-221.
- Turton, David. 2004. “Lip-plates and ‘the People Who Take Photographs”: Uneasy Encounters Between Mursi and Tourists in Southern Ethiopia.” Anthropology Today 20(3): 3-8.